Vocaal Ensemble Lassus Consort te Amsterdam o.l.v. Arjan van Dijk en met instrumentale medewerking van Anneke van Tongeren, luit,

concerteert op

* zo.mi. 18 november, 15.00 u. in de Oude Kerk - Kerkplein 2, Spaarndam

* zo.mi. 25 november, 15.30 u, in de Oud-Katholieke Kerk - Ruijsdaelstraat 39, Amsterdam

Entree per concert: € 10,-

Programma: onder de naam ‘ Veni, Veni Emmanuel … ’ worden werken uitgevoerd van

Bonhomme: Exultate Deo

Dowland: Thou mighty God

Gibbons: Lift up your heads

Hassler: Magnificat

Josquin: Praeter rerum seriem

Lassus: Infelix ego

Leonarda: Alma Redemptoris mater

Van Dijk: Veni, veni, Emmanuel

Toelichting op het programma :

Voor zover bekend was Sint Gregorius van Tours (c538-594) de eerste kerkgeleerde die melding maakte van advent, de periode van ruim drie weken voor Kerst waarin de viering van de komst van Gods zoon op aarde wordt verwacht. Tegenwoordig zoeven we van Pasen via de zomervakantie naar de drukke decembermaand, genoemde heilige stond met advent eerder een vastentijd voor ogen. Tijden veranderen, maar het Lassus Consort staat met “Veni, veni, Emmanuel” in de bekende donkere dagen voor Kerst muzikaal stil bij schaduw of zelfs intense duisternis in het aardse bestaan, en de hoop op mededogen of toekomstig geluk.

De dominicaan Girolamo Savonarola (1452-1498) was zodanig verbolgen over immoreel gedrag binnen de toenmalige leiding van de Rooms-katholieke kerk dat hij zelfs boeken en kunst liet verbranden. Hij hield geestdriftige boetepreken waarin ook de schathemelrijke familie De Medici, de wereldlijke machthebbers van Florence, het moesten ontgelden. In 1494 trok de Franse koning Karel VIII de stad binnen en Savonarola wist zich voor enkele jaren tot stadsbestuurder op te werken. Maar het liep slecht af: hij werd in opdracht van het Vaticaan gearresteerd, gemarteld en veroordeeld tot de dood door ophanging en vuur.

In de gevangenis schreef Savonarola in afwachting van zijn dood de overdenking Infelix ego, die uitmondt in de opening van psalm 51: ‘Heb mededogen met mij, God, volgens uw grote barmhartigheid’. Orlande de Lassus (1530/32-1594) vormde het om tot een lang, driedelig motet voor zes stemmen, dat naast zwaarmoedigheid ook momenten van berusting en troost laat horen. Misschien wat wrang hierna het aanstekelijke Lift up your heads van Orlando Gibbons (1583-1625) te laten klinken, met hemelpoorten die zich openen voor de komst van de Koning der hemelen; een groter muzikaal contract tussen donker en licht is haast niet mogelijk.

In het drieluik Thou mighty God van John Dowland (c1563-1626) ontmoeten we Job die alles verloor en toch rustig op betere tijden wachtte, koning David die door zijn voorganger Saul naar het leven werd gestaan en toch geen wraak koesterde, en de kreupele die door Jezus in het bronnenbad Betzata in Jerusalem werd genezen. Dowland concludeert: Job, David noch de kreupele zijn zo zielig als ik, maar geduld brengt verlichtende hoop. “Semper Dowland, semper dolens” was zijn motto, en inderdaad is er maar weinig muziek melancholischer dan die van ‘the Bard’. De muziek van de Italiaanse componiste(!) Isabella Leonarda (1620-1704) daarentegen sprankelt van optimistische levensenergie. Haar Alma Redemptoris mater, dat bij Maria recht door zee om steun voor de ellendigen in deze wereld vraagt, moet haast wel succes hebben.

Pierre Bonhomme (c1555-1617) maakte deel uit van de Cappella Giulia binnen het Vaticaan en componeerde als cantor in Luik de nodige imposante koormuziek, waaronder een kort maar voortvarend Exultate Deo, waarin tromgeroffel en hoorngeschal effectief worden geïmiteerd. De loftrompet kan nog zo gestoken worden, het blijft afwachten of verlossing ook werkelijk komt. Hopen op beter in donkere tijden is precies wat het bekende kerklied O kom, o kom, Immanuël uitdrukt. Het lied is afkomstig van de Engelse koorleider Thomas Helmore (1811-1890), die er een bestaande Franse melodie voor gebruikte. Arjan van Dijk, de dirigent van het Lassus Consort, nam het als basis voor de compositie van zijn zesstemmige motet Veni, veni, Emmanuel.

Hans Leo Hassler (1564-1612) studeerde bij Giovanni Gabrieli in Venetië, en zijn vocale muziek is dan ook veel minder polyfoon dan die van zijn oudere tijdgenoot Lassus. Hasslers Magnificat quinti toni is een ronduit dansante zetting van Maria’s lofzang op haar van God gezonden zwangerschap. Een zwangerschap “buiten de orde der dingen”, zoals het magistrale zesstemmige motet Praeter rerum seriem van Josquin Desprez (c1450-1521) stelt. Hier bepaald niet het feestje dat Maria bij Hassler viert, maar genadeloos strenge polyfone zettingen van zinnen als “wie zal jouw zwangerschap doorgronden?” en “jouw bevalling hult zich in geheimenis”. Per slot moet Kerst nog komen.